VERORDENING op de NABUURPLIGTEN in de GEM. BEERTA
4e Februarij 1864
Gedrukt bij E. Verwer te Winschoten
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente Beert doen te weten, dat door den RAAD dier Gemeente in zijne vergadering van den 4 Februarij 1864, is vastgesteld de navolgende
VERORDENING OP DE NABUURPLIGTEN
Art. 1.
Onder nabuurpligten worden in 't algemeen verstaan, het verstaan, het verlenen van persoonlijken hulp en bijstand, door ingezetenen onderling, bij sterfgevallen, nood en dergelijke omstandigheden.
Art. 2.
De wijken der Gemeente blijven verdeeld in gilden, als:
1. te Nieuw Beerta, wijk A.
a. de eerste gilde van huisnummer 1 tot en met 35
b. de tweede gilde van huisnummer 36 tot en met 75
c. de derde gilde van huisnummer 76 tot en met 96
en van huisnummer 179 tot en met 189
d. de vierde gilde van huisnummer 97 tot en met 123
e. de vijfde gilde van huisnummer 124 tot en met 178
en van huisnummer 190 tot en met 194 a
f. de zesde gilde van huisnummer 195 tot en met 206
2. te Oude Beerta, wijk B
a de eerste gilde van huisnummer 1 tot en met 24
en van huisnummer 234 tot en met 253
b. de tweede gilde van huisnummer 25 tot en met 61
en van huisnummer 229 tot en met 233 a.
c. de derde gilde van huisnummer 62 tot en met 77
en van huisnummer 213 tot en met 228
d. de vierde gilde van huisnummer 78 tot en met 92
en van huisnummer 195 tot en met 212
e. de vijfde gilde van huisnummer 93 tot en met 111
en van huisnummer 175 tot en met 192
f. de zesde gilde van huisnummer 112 tot en met 149
en van huisnummer 150 tot en met 174
g. de zevende gilde van huisnummer 260 tot en met 280
h. de achtste gilde van huisnummer 254 tot en met 259
Bij daarstellen van een nieuw gebouw, wijzen Burgemeester en Wethouder, zoo noodig , de gilde aan, waartoe zoodanig gebouw zal behooren.
Alle bewoners der gilde zijn elkander naburen.
Art. 3.
Wanneer deze Verordening spreekt van naaste buren, worden bedoeld de bewonens van huizen, behoorende tot dezelfde gilde, zooals die in volgorde voorkomen op den daarvan , door Burgemeester en Wethouder, met overleg van den ouderman, op te maken lijst.
Wanneer in een huis diensten moeten worden verrigt, worden aan weerzijden van hetzelfde, waar zulks gevoegelijk kan geschieden, evenveel buren genomen.
Art. 4.
Iedere gilde staat onder staat onder toezigt van eenen ouderman en eenen jongerman, door Burgemeester en Wethouders, op aanbeveling der mannelijke dienstpligtigen, telkens voor twee jaren te benoemen.
De ouderman brengt die aanbeveling, welke voor iedere vacature twee daartoe geschikte personen moet bevatten , ter kennis van Burgemeester en Wethouders, jaarlijks vóór den 15 December.
Bij nalatigheid in het doen der aanbeveling, benoemen Burgemeester en Wethouder regtstreeks.
Indien de gilde zulks nodig acht, kan zij zich, ten haren koste, door een gildenaar laten bijstaan.
Art. 5.
Jaarlijks op den 1 Januarij treedt de ouderman af en wordt door den jongerman vervangen.
De aftredende is dadelijk weder verkiesbaar; doch kan zich voor de derde maal achtereens benoemd wordende, daaraan onttrekken.
De ouderman bij ontslag, of overlijden of om andere redenen aftredende, wordt insgelijks door den jongerman vervangen.
Bij tusschenkomst open vallende vacatures wordt, binnen zes maanden daarna, eene aanbeveling aan Burgemeester en Wethouder, ter vervulling der vacature voorgedragen.
Die in eens anders plaats wordt benoemd, treedt af met het tijdstip, waarop hij, dien hij vervangt, had moeten aftreden.
Art. 6.
Tot ouderman en jongerman zijn niet benoembaar:
a. Leeraars van den godsdienst en onderwijzers der jeugd;
b. Zij, die een onteerden vonnis ten hunnen laste hebben;
c. De bedeelden;
d. Zij, die niet kunnen lezen of schrijven.
Geen ander benoemde mag zich onttrekken.
Art. 7.
De ouderman staat aan het hoofd der gilde.
Bij de door hem op te roepen vergaderingen leidt en bestuurt hij dezelve.
Hij houdt een register, waarop alle tot de gilde horende hoofden van huisgezinnen en afzonderlijk levende personen, onder de door dezen bewoonde huisnummers voorkomen. Deze lijst wordt steeds bijgehouden.
Hij herinnert de zich in de gilde vestigende personen aan hunne verpligting tot overlegging van het vereischte certificaat van woonplaats verandering.
Hij geeft verder aan Burgemeester en Wethouders al die inlichtingen, welke zij mogten verlangen.
Art. 8.
De ouderman is verpligt om, indien hij in de uitoefening van zijne betrekking verhinderd mogt worden, daarvan in tijds kennis te geven aan den jongerman, die dan in zijn plaats optreedt.
Art. 9.
In de vergaderingen der gilde wordt bij meerderheid der presente leden besloten, zoowel over zaken als personen.
Art. 10.
De dienstpligtige naburen, die door den ouderman worden opgeroepen tot het doen van nabuurdiensten, zijn verpligt dezelve op den bepaalden tijd te verrigten.
Art. 11.
Tot het doen van natuurdiensten zijn verpligt alle in de gilde wonende mannelijke hoofden van huisgezinnen, en des vereischt, ook de vrouwelijken, alsmede de afzonderlijk wonende personen.
Hiervan zijn uitgezonderd:
Zij, die tot en met den derden graad bloedverwant zijn van den overledene, ten wiens behoeve de dienst wordt vereischt;
Zij, die de den ouderdom van 70 jaren hebben bereikt;
Zwangere vrouwen;
Zij, die wegens ziekte, als om andere redenen, ter beoordeeling van den ouderman, niet in staat zijn de vereischte diensten te verrigten.
Art. 12.
Tot het verrigten van natuurdiensten zal men ook iemand in zijne plaats kunnen nemen, mits deze tot de verrigtenen diensten bekwaam zij, te beoordeeling van den ouderman, de noodige vereischen bezit, en den ouderdom van 21 jaren heeft bereikt.
Art. 13.
Ingeval nu ziekte zal, nadat er een deskundige geboord is, de ouderman bij toerbeurten één of twee bewoners der gilde aanwijzen, die de zieke moeten bewaken.
Bij besmettelijke zieken zal het waken, en ingeval van overlijden, het kisten, in overleg met Burgemeester en Wethouders, op kosten der Gemeente, door den ouderman worden geregeld.
Art. 14.
Ingeval van overlijden zullen, indien het door de familie gevraagd wordt, de door den ouderman aan te wijzen naaste buren verpligt zijn, de doodkist te halen, het heenkleed te maken en de overledene in de kist te leggen. Het maken van het heenkleed en het in de kist leggen van vrouwen geschiedt door gehuwde vrouwen of weduwen.
Bij dit alles wordt de behoorlijke behandeling en orde in acht genomen.
Art. 15.
De twee naaste buren zijn verpligt van dit overlijden aangifte te doen bij den Ambtenaar van den Burgerlijken Stand, onder mededeeling der vereischte opgaven, zoomede aan den ouderman, met opgave van den dag der begrafenis.
Art. 16.
Bij de begrafenis zullen bij eenen doode boven de 14 jaren niet meer dan 10 (tien) en beneden 14 jaren niet meer dan 6 (zes) naaste buren de noodige diensten verrigten.
Art. 17.
Indien het vervoer per as plaats heeft, zal de ouderman bij toerbeurten alleen die één of meer paarden hebben, naar volgorde daartoe aanwijzen, en daarvan aanteekening houden in een daartoe aan te leggen register.
Die één of twee paarden hebben zullen ééne beurt, tegen die, welke meer paarden hebben, twee beurten te vervullen hebben.
Door Burgemeesters en Wethouders wordt, met overleg van den ouderman, hiervan eene rooster opgemaakt en vastgesteld.
Art. 18.
Iedere overtreding, of het nalaten van het bepaalde bij de art. 10 , 13, 14, 15 en 17 wordt gestraft eene boete van een gulden, boven en behalve de kosten van plaatsvervanging, zoo die door den ouderman gevonden wordt.
Deze boeten komen ten voordeele van de Gemeentekas.
Art. 19.
De thans fungerende besturen der gilden blijven hunne betrekkingen waarnemen, tot zij, door andere besturen ingevolge de bepalingen dezer verordening benoemd, zijn vervangen.
Art. 20.
Deze verordening treedt in werking op den achtsten dag na derzelver afkondiging, op welk tijdstip alle bevorens bestaande bepalingen op dit onderwerp, worden ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van den Raad der Gem. Beerta den 4 Februarij 1864.
(ondertekend door:)
De Burgemeester,
H.J. Onnes, OJz.
De Secretaris,
I. ten Cate.
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van de Provincie Groningen, volgens hun berigt van den 11 Februarij 1864, No. 39, in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den 20 Februarij 1864.
Burgemeester en Wethouders der Gem. Beerta:
De Burgemeester,
H.J. Onnes, OJz.
De Secretaris,
I. ten Cate.
Register
Bevattende alle hoofden en huisgenoten en afzonderlijk levende personen
In de 7e gilde te Oude Beerta
Loopende van huisnummer 260 tot en met 280 opgemaakt naar aanleiding van het 3de lid van art 7 der Verordening op de nabuurpligten in de Gem. Beerta, vastgesteld den 4 Februarij 1864.
Beerta den 20 November 1864
Naar aanleiding der laatste zinssnede van art 7 zullen jaarlijks in de eerste helft der maand Junij de gildeboeken door -of vanwege den ouderman aan de Secretaris der Gemeente worden bezorgd, om met de bevolking- registers te worden vergeleken.
Om aan te toonen dat eene ziekte van besmettelijken aard is, behoort te worden overlegd een schriftelijke bewijs van den aldaar practicerende midicaire Docter.
Burgemeester en Wethouders der Gem. Beerta.
Aan
Den Heer ouderman
der 7e Gilde (=Beersterhoogen, red.)
Te Beerta
(ondertekend door: red.)
De Burgemeester
H.J. Onnes, OJz.
De Secretaris
I. ten Cate.
|